> Digitale doop voor BGG
Voor
het eerst
in haar bijna negentigjarig bestaan heeft onze vereniging een
online bijeenkomst georganiseerd voor leden en sympathisanten.
Het evenement vond plaats op 28 november van het
vermaledijde jaar 2020, en was een vervangprogramma voor de
feestelijke bijeenkomst die voor diezelfde dag was gepland, maar
die moest worden verschoven wegens de coronamisère.
Het gekozen medium was Bongo Virtual Classroom,
dat zowel een “bord” presenteert als een videobeeld van de
sprekers.
Na de verwelkoming door voorzitter Prof. Yves
T’Sjoen, nam decaan Prof. Gita Deneckere het
woord voor een hartelijke verwelkoming. Zij prees de inspanningen
van onze vereniging en maakte duidelijk dat een verbeterde
alumniwerking een belangrijk streefdoel wordt van de faculteit.
Zijn we echt 90 jaar oud als vereniging?
Ondervoorzitter Prof. Joost Buysschaert speculeerde dat de
wortels van de BGG inderdaad teruggaan tot de vroege jaren 30, maar
toonde met een archiefstuk aan dat de eerste bijeenkomst pas in
1932 plaatsvond. Wie de initiatiefnemers waren, hoe de statuten en
het publicatiebeleid evolueerden en dat er eerder al een logo ofte
embleem voor de Bond bestond: het kwam allemaal in vogelvlucht ter
sprake.
Daarna was het weer de beurt aan voorzitter T’Sjoen,
die uitleg gaf bij het speciale Jaarboek 2020, waarvan hij
en Els van Damme de redacteuren zijn. Ongeveer 50 portretten van
Gentse academici zullen erin aan bod komen.
Drie van die portretten werden vervolgens toegelicht
door de twee goedbeslagen sprekers.
Prof. Jacques Van Keymeulen stak van wal met een relaas over twee markante
taalkundigen. De Nederlander Hendrik Logeman werd
in 1890 benoemd aan de Rijksuniversiteit Gent om Engelse en
Scandinavische filologie te doceren. Zijn belangstelling voor
Oudengelse teksten en voor scandinavistiek, naast ook fonetica,
hebben een belangrijke invloed uitgeoefend op de Gentse
“Germaanse”. Zoals toen gebruikelijk, was Logeman tegelijk ook
letterkundige.
De tweede figuur wiens invloed van groot belang is
geweest, was Edgard
Blancquaert.
Fonetica (geleerd bij Logeman) en dialectologie genoten zijn grote
belangstelling. De Nederlandse Dialectatlassen waren zijn
geesteskind (zie nog op https://www.dialectzinnen.ugent.be). Blancquaerts Practische Uitspraakleer
van de Nederlandsche Taal (eerste uitgave 1934) zorgde voor een
codificering van het gesproken Nederlands voor Vlamingen.
Blanquaert was een onvermoeibaar man, die het ook tot rector en
minister schopte.
Dichterbij in de tijd, en nog bekend bij vele
toehoorders, is de figuur van Willem Schrickx, voor ons belicht door Marc Vermeulen.
Schrickx genoot eerst een opleiding tot onderwijzer (1938) en werd
pas in 1944 licentiaat en vijf jaar later doctor. In 1958 werd hij
docent in Gent.
Zijn belangstelling ging eerst uit naar schrijvers
als Hardy en Joyce, maar algauw ontpopte hij zich in de eerste
plaats tot Shakespearekenner. Vanaf 1956 genoten de romantic poets
zijn aandacht en later nog volgden schrijvers als Thomas, Plath en
Wilde.
Schrickx sprak tot de verbeelding van de student
door zijn manier van lesgeven, zijn merkwaardige uitspraken en zijn
“Antwerps Engels”. Tal van anekdotes rond zijn figuur zijn bewaard
gebleven en ook in de Vlaamse literatuur zijn er verwijzingen naar
hem.
110 belangstellenden hadden zich ingeschreven voor
het online evenement en er waren 87 effectieve deelnemers. Achteraf
waren er veel positieve reacties. Tijdens de sessie werd er ijverig
gebruik gemaakt van de chatfunctie, die uitgroeide tot een
gezellige praatbarak.
Via
deze link kun je het evenement herbeluisteren en –bekijken.
|